Het siliconen hart & Mozart

Tableau vivant uit La Clemenza di Tito van Mozart, geregisseerd door Milo Rau

Kan je het een simpele duif kwalijk nemen dat zij een monument besmeurt? Wellicht niet: een cloaca laat zich niet controleren en voor een duivenbrein is de Sixtijnse kapel een even geschikte receptor als een verloederde woonkazerne in de voormalige DDR. Als Milo Rau een simpele duif is, zou het onrechtvaardig zijn hem de verminking van Mozarts laatste opera aan te rekenen. Want hij heeft zijn drek niet onder controle en hij herkent geen meesterwerk wanneer hij er op zit.

Je kan je dan afvragen wat operaballet Vlaanderen bezield heeft toen ze aan de Zwitser dachten om La Clemenza di Tito te regisseren. Relevante ervaring dacht u? Bezwaarlijk : de man maakt hiermee zijn debuut. Niet alleen met Mozart, neen, met opera tout court. Rau is naar verluidt een wereldvermaard theater regisseur en was tot voor kort Artistiek Directeur van het NT Gent. Het soort artiest dat de controverse niet schuwt: zo plaatste hij in 2018 zoekertjes in de krant om IS-strijders aan te sporen auditie te komen doen voor het stuk Het Lam Gods.

Ook in La Clemenza di Tito vindt de regisseur inspiratie in IS. Zo laat hij twee figuranten ophangen terwijl de vrouw van het duo wenend ‘I’m a creep’ van Radiohead zingt. Een minder mens dan Rau heeft aan Mozarts partituur misschien al genoeg muziek, maar Rau vond in de opera duidelijk ‘too little notes’. In het begin van de voorstelling snijdt een Afrikaanse sjamaan ook een hart uit een man nadat die een frase uit Verdi had gezongen. Hij had dat ritueel wel over zichzelf afgeroepen, want hij kwam van Antwerpen. Ofzo.

Later krijgen we gelukkig wel te lezen dat het requisit geen echt, maar een siliconen hart is, want de regisseur wil natuurlijk geen gevoelig veganistenzieltje voor het hoofd stoten, dat begrijpt u.

Ondertussen loopt er op het podium een cameraman rond. Zo krijgen we dramatische close-ups van de acteurs groot geprojecteerd op een scherm waarop ‘Kunst ist Macht’ in bloed geschilderd staat — op het eind van de voorstelling heeft elk personage bloed aan zijn hand en voorhoofd.

Dat scherm vertelt ook kort de levensverhalen van elke figurant in het stuk. De zangers (met een prachtige Sesto en een meer dan verdienstelijke Tito) en een goed orkest moeten voortdurend opboksen tegen dat scherm voor de aandacht van de kijker. Op een bepaald moment vraagt de regisseur op dat vermaledijde scherm aan de kijker: “Kent u het schilderij ‘De val van Icarus’ (van Breughel, nvdr)? Op de voorgrond zie je een boer zijn land ploegen en ergens in een hoekje zie je Icarus vallen. Zo wil ik mijn verhalen vertellen.”

Daarmee vat de Zwitser zijn keuzes perfect samen. Hij gebruikt de opera als excuus om zijn wereldbeeld aan ons op te dringen, zonder zich daarbij te laten afleiden door het verhaal dat de componist wilde vertellen. Hij, Milo Rau, spuit zijn drek met een ongecontroleerde cloaca over het publiek terwijl er een operaatje van Mozart op de achtergrond speelt. Zoiets.

Dat is de meest pretentieuze keuze die ik ooit gezien heb op een podium.
En ja, er zijn nogal wat mensen die daarvoor een staande ovatie gegeven hebben, gisteren in Gent. Misschien hebben zij met de ogen dicht en de oren open gehoord wat aan de regisseur voorbij is gegaan: een klarinet en een Sesto die troosten en helen in een wereld vol verwonding.

De voorstelling loopt nog tot 8 oktober in de opera van Gent en tot 26 oktober in Luxemburg. Het hoeft niet te verbazen dat u nog steeds tickets kan krijgen.

Vorige
Vorige

Sonnet voor Barbara #1

Volgende
Volgende

Reflectie voor 2023